Niek

100 vragen. Ik zie de doos staan bij de School of Life en pluk een kaart uit het inkijkexemplaar. Oeh. Lastig. Snel stop ik de kaart weer terug en loop ik naar de uitgang. Om mij vervolgens weer om te draaien. Ik koop 100 vragen.

Het is een druilerige avond en ik drentel wat door huis. Mijn oog valt op de doos met kaarten. Oh ja!

vraag 2

Dit is echt zo’n vraag voor in de kantine. Sorry, bedrijfsrestaurant. Ik heb ‘m zelf vaak gesteld aan collega’s toen ik nog in loondienst was. Het antwoord was altijd hetzelfde: ‘Pwah! Ik heb nooit een goede baas gehad.’ Iets met hoge bomen, vermoed ik.

Mijn eerste echte baas (dus bijbaanbazen tijdens schooltijd niet meegerekend) was Niek. Ik was een jaar of twintig en werkte bij Staatsbosbeheer op de afdeling automatisering. In de jaren ’90 was dat bepaald niet de meest enerverende afdeling van een organisatie. Niek had een rommelige baard, droeg corduroy broeken en had altijd een grijs vest aan. Denk Robin Williams in Good Will Hunting.

Wat ik me kan herinneren van Niek, is dat hij mij een ‘schatje’ vond. Zo zei hij dat ook altijd: ‘Mariska? Da’s een schatje.’ En uit zijn mond klonk het niet eens denigrerend of seksistisch. Ik ging voor Niek door het vuur. Hij wees me erop dat ik mijzelf moest bijspijkeren en dat ik meer kon dan ik dacht. En dus doorliep ik trouw alle Automatisering-en-Mechanisering-van-de-Bestuurlijke-Informatievoorziening modules.

Als je een beetje verkouden was, zei Niek: ‘Ga maar lekker naar huis hoor, en doe rustig aan.’ Zijn afdeling bestond uit systeembeheerders en ingenieurs die net zo grijs waren als zijn vest. Er stonden asbakken op de bureaus en de introductie van Windows NT was reden voor een hele middag van milde opwinding en gebak.

Na een jaar verliet ik Niek en Staatsbosbeheer voor een softwarebedrijf in Amsterdam. Ik begon er op de helpdesk. Mijn eerste dag was chaotisch en druk: mijn collega’s waren programmeur of implementatiebegeleider en er liep zelfs al een vormgever rond die zichzelf nog geen designer noemde.

Rond een uur of vier stond ik bij het bureau van mijn nieuwe baas: ‘Hoi Mark. Zeg, het was een indrukwekkende dag. Dus ik denk dat ik maar naar huis ga, want ik ben best een beetje moe.’ Zelden zo’n verbaasde blik gezien. Het duurde even voordat ik doorhad dat de werkethos bij een commercieel bedrijf ietsjes anders was dan bij de goedmoedige natuurbeheerder.

Daarna volgden nog vele bazen. Of liever managers. Mannen en vrouwen die varieerden tussen Bill Lumbergh uit Office Space en the Queen of Hearts uit Alice in Wonderland.

Sinds vier jaar ben ik eigen baas. En af en toe zeg ik tegen mezelf: ‘Weet je wat, je hebt gister tot laat doorgewerkt: doe het maar even rustig aan.’ Ik gun mezelf workshops die ik leuk of leerzaam vind en ga met enige regelmaat naar interessante conferenties of bijeenkomsten. Ik heb alle ruimte om dat te doen waar ik goed in ben.

Als ik facturen stuur, kijk ik terug naar wat ik heb opgeleverd aan mijn klanten. Ik bewaar alle boekjes, jaarverslagen, brochures, dm-brieven, magazines en print mooie acties, campagnes en homepages uit. Mooie opdrachten vier ik met iets lekkers, een wandeling door de stad, of over het strand. Of nieuwe schoenen, want daar kun je er nooit genoeg van hebben <insert schuldbewuste grijns>.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik al heel lang niet aan Niek heb gedacht. Maar hij is blijkbaar nooit helemaal weggegaan.