In de klassieker Rear Window van Hitchcock zit fotograaf Jeff al weken met zijn been in het gips. Hij verveelt zich en vult zijn tijd met het bespieden van de overburen. Achter elk raam speelt zich namelijk een klein verhaal af. Ik heb dan wel geen been in het gips maar sociale isolatie is eigenlijk hetzelfde en mijn uitzicht leent zich uitstekend voor wat gemijmer over de overkant.
Rear Window, maar dan op z’n Amsterdams, gaat vooral gepaard met veel koffie. Want mijn overburen hebben de zon. Zij zitten ’s morgens op hun stoeltjes, of nog erger, de hangmat, mij vreselijk jaloers te maken. Af en toe wordt er een slokje genomen en dan gaan de ogen genietend dicht. Mijn balkon op het noorden warmt pas laat in de middag op, zodat ik met een dik vest aan en een sjaal om brommend hete wolkjes over mijn beker zit te blazen.
Aan de linkerkant op de tweede verdieping woont sinds kort een man met een grote bos zwarte krullen en de interessante neiging om zich in zijn boxershort op het balkon uit te rekken. U hoort mij niet klagen. Hij leest veel. Overdag zit hij gebogen over zijn tafel kriebelige aantekeningen te maken in de zijlijn, kijkt hij in de verte naar een wereld die ik niet kan zien, en verdiept zich dan weer in de zinnen van een ander.
Schuin onder hem woont het kattenvrouwtje. In een beduimeld nachthemd en haar lange grijze haar in een rommelige staart, struint ze elke ochtend rond in haar tuin. Ze plukt glimlachend her en der een dor blaadje weg en hangt de was op. Met palen, bruggetjes en netten heeft ze een soort tunfun voor katten gemaakt zodat haar tuin een woest komen en gaan is van snorrenbaarden die elkaar al dan niet met woest gekrijs half vermoorden of de liefde verklaren. Meestal ligt de was ’s middags op de grond.
Daarnaast woont een hipstergezin. Hij heeft een stoere foodtruck: in de week voor de Rollende Keukens stapelen de kratten en manden met groenten zich op in de tuin en probeert hij samen met baardige vrienden verschillende soorten grills en barbecues uit terwijl ze ronkend speciaalbier drinken. Er staan nu geen kratten in de tuin. Zijn vrouw slaat haar armen om hem heen terwijl hij peinzend aan de eettafel zit, waar de kinderen hun huiswerk doen.
Recht voor mijn keukenraam op de tweede verdieping woont een jong meisje, misschien halverwege de twintig. Ze krijgt nooit visite. Soms staat ze in het midden van haar kamer en draait ze een sierlijk rondje, als een ballerina. Ik kijk naar haar terwijl ze kookt, de tafel dekt, haar bord zorgvuldig neerzet en kleine hapjes neemt. Ze kijkt niet op haar telefoon, ze heeft geen boek naast zich en gaat volledig op in haar maaltijd. Ik kan niet beslissen of de zichtbare stilte om haar heen eenzaamheid is of intense tevredenheid.
Mijn koffie is op. Ik kijk in mijn agenda, die leger is dan de weken hiervoor. Die rust had ik min of meer ingepland, maar valt nu tegelijk met een lange tijd sociale afzondering die ik niet had voorzien. Alles voelt anders maar is ook hetzelfde.
En achter de ramen gaat het leven gewoon door.