Tot in de keuken hoorde ik haar schateren. Ze heeft een lach waarvan je zelf ook gaat lachen. En dat zijn de mooiste.
Net daarvoor had ze aan onze tafel gestaan om met een glinstering in haar ogen te vertellen dat er soep was.
‘Er is preisoep. En nog wat anders. Wat wilt u?’
‘Wat is dat anders?’
‘Nou, andere soep.
Ze lacht haar heerlijke lach.
En wij doen mee.
‘Doe dan maar preisoep.’
Terwijl ze wegloopt wikkelt haar vrolijkheid zich als een dekentje om ons heen. De warmte van een meisje, die de afstand tot de arbeidsmarkt gracieus overbrugt.