Coffee company

Met een Panna Montata nestel ik mezelf aan de lange tafel. Genietend sla ik de krant open en neem een hapje van mijn koek. Tegenover me zit een oudere man verdiept in een dik boek. Naast hem staart een meisje fronsend naar haar Macbook. Twee vriendinnen zitten zachtjes met elkaar te praten. Buiten begint het een beetje te schemeren.

‘Neeheeeee! Doe niet zo flauhauw Morris! Je bent echt zoooown sukkaaal, jééeezas!’

Alle hoofden in de Coffee Company kijken verstoord naar de deur.

Pubers.

Drie meisjes, drie jongens, van hooguit veertien jaar. De ruimte is meteen gevuld met hormonen, zweetlucht en vooral een hoop lawaai.

‘Sterre bestelt!’, roept een van de meisjes. Ze heeft lang donker haar waarin een Ray Ban zonnebril geparkeerd zit en een kort zwart jasje aan met een bontkraag. Blijkbaar praat ze over zichzelf in de derde persoon, want ze loopt parmantig door naar de barista. De rest gaat naast mij zitten.

Ik druk mijn neus zowat tegen het papier van de krant om ze niet ongegeneerd aan te staren. Pubers zijn irritant, maar ook interessant observeringsmateriaal.

Het is meteen duidelijk wat de hiërarchie is. Sterre en Morris zijn de leiders. De rest lacht hard om hun grapjes en kijkt met verholen afgunst als Morris aan het haar van Sterre trekt wanneer ze de koffie neerzet. ‘Zo, nou, dat vind ik dus echt kapot dohom’, zegt Sterre tegen hem terwijl ze hem verleidelijk aankijkt. Morris kijkt stoer.

Vervolgens stapelen de decibellen zich vrolijk op en kakelt iedereen door elkaar heen. Een van de andere meisjes probeert met schel gegiechel en een onsamenhangend verhaal de aandacht van Morris te trekken. Haar snerpende stem dringt mijn hersenpan in.

De man kijkt verstoord op vanuit zijn boek met een duistere Dexter blik. Ik haal mijn schouders op en trek een mondhoek omhoog waarmee ik wil zeggen: ‘ach ja, de jeugd van tegenwoordig’, maar hij stopt zuchtend zijn boek weg en staat op.

Een koppel loopt gelijk met hem naar de deur. ‘Sounds like a kindergarten over here’, moppert hij tegen ze. Hij werpt nog één ijspegel richting het clubje en verdwijnt om de hoek.

Ik besluit het nog even vol te houden, al beginnen mijn trommelvliezen ook te protesteren. Zes pubers tegenover een handjevol hippe koffieleuten met notebooks is een ongelijke strijd.

Het geluid golft in volume op en neer. Als het even wat rustiger is, zie ik de schouders van mijn medevolwassenen zich ontspannen. Totdat Sterre een ijselijke gil slaakt omdat Morris met zijn iPhone een foto van haar maakt. ‘Eeeeeeeeew! Wat doe je nouhou looeeesaaahr, dat is dus echt kapot dohom!’

Alle schouders schieten weer omhoog en mijn zenuwen maken een dubbele Rietberger. Ik sta op en roep: ‘Nu is het genoeg, stelletje… stelletje… druktemakers!’

Snel pak ik mijn jas, knal de deur achter me dicht en knoop buiten mijn das om. Ik voel me een oud zeikwijf. ‘Aight, dat was dus kapot niet koel’, brom ik tegen mezelf en ik fiets de Haarlemmerdijk af.

Stilte voor de storm…

6 reacties op “Coffee company

  1. Haha Maris gestoord in haar rust. Helemaal bij die CC, iedereen zit er altijd te werken! Beetje bibliotheek-achtig, dat je eigenlijk zachtjes hoort te fluisteren 🙂

  2. Mijn kleinzoon (9 en een beetje aan het pre-puberen) zegt in dit soort gevallen: ‘vet irri he oom’. Tja, ik zal erin moeten meegroeien. Maar liever zou ik de moed hebben om ze te zeggen dat ze niet alleen op de wereld zijn…

Reacties zijn gesloten.