Het is bloedheet als Reisgenoot en ik vanaf Gare du Nord naar de Montmartre wandelen. Vanuit onze hotelkamer zie je de Sacré-Coeur liggen, dus als we hier rechtdoor en daar naar rechts gaan, zijn we er vast binnen een kwartiertje. Enig optimisme is ons niet vreemd.
Ondanks de hitte is het een mooie wandeling. Via Boulevard Magenta met al z’n goedkope herenkledingzaken (je vindt er al een kostuum voor nog geen 50 euro) steken we de Boulevard de la Chappele over. De kronkelende straatjes heuvelen op en neer. Kleine buurtwinkels, volgepropt met speelgoedartikelen, fruit of boeken, wisselen de schuine huizen met Franse balkonnetjes af.
Een vrouwtje met kromme benen loopt voor ons. Ze waggelt gestaag de heuvel op, gewapend met stokbrood en een plastic tas vol fruit. ‘Die oudjes hier moeten flinke beenspieren hebben’, mompelt Reisgenoot bewonderend.
Op Place St. Pierre blijven we even staan. Het is zo’n typisch Parijs pleintje: links een bistro met buiten een rommelige opstelling van gekleurde stoeltjes en rechts een patisserie waar je macarons kunt kopen.
Recht voor ons rijst een lange trap op. Oeuf.
Als we zwaar hijgend boven de trap aankomen, worden we ingehaald door het oude vrouwtje dat monter doorstapt. ‘Dat doet ze express’, sist Reisgenoot, ‘elke dag vernedert ze toeristen, al sinds de Duitsers.’
De Sacré-Coeur torent majestueus boven ons uit. Het wemelt er van de mensen, die al net zo zweterig zijn als wij. We zoeken snel de schaduw op en genieten in stilte van het uitzicht over de stad. Eigenlijk hebben we hier niets te zoeken. Sterker nog, als ervaren Parijsbezoekers zouden we deze toeristische mierenhoop eigenlijk moeten mijden.
‘Als we hier nu toch zijn, kunnen we net zo goed even naar Place du Tètre gaan’, opper ik. ‘Welja, waarom ook niet’, grinnikt Reisgenoot, ‘daar krioelen zo mogelijk nóg meer toeristen’. We pakken een terrasje en bespreken al snel de marketingtechnieken van rondlopende tekenaars.
Ons oog valt op een meisje van een jaar of twintig. Kunstacademie studente, gokken we. Met een grote zonnebril en zuinig mondje loopt ze rond. Terwijl haar oudere concullega’s de ene na de andere toerist overtuigen lukt het haar maar niet om iemand te strikken. Na de lunch zijn we eruit: ze lacht niet, ze geeft te snel op en ze pakt de verkeerde doelgroep. Tijdens het dessert overwegen we haar even apart te nemen en de principes van marketing uit te leggen.
We hervatten onze queste, laten de drukte achter ons en slenteren langs de wijngaard aan Rue St. Vincent. De wijk onderhoudt zelf dit stukje groen en elk jaar in oktober is het oogstfeest waarvan de opbrengst naar een goed doel gaat. Trosjes druiven hangen verwachtingsvol aan de ranken. Ondertussen vertel ik Reisgenoot het verhaal van Lapin Agile, dat onderaan de wijngaard ligt.
Via een paar straatjes komen we uit op een mij onbekend maar prachtig stuk Montmartre: Rue Calaincourt. Een aanrader. De brede laan heeft aan beide kanten grote bomen die een koele schaduw geven.De winkels zijn klein en gezellig, de terrasjes zien er aangenaam uit en er hangt een rustige en ontspannen sfeer. Ik besluit hier nog eens terug te komen.
Op Boulevard de Clichy knorren de magen en landen we op het terras van een Libanees restaurantje. Kiezen uit al het lekkers is moeilijk, maar tien minuten later happen we in een overheerlijke wrap met kip, groenten, kruiden en saus.
Uiteindelijk verlaten we de wijk via de brug over de Cimetière Montmartre. Onze conclusie: soms loont het de moeite om iets bekends te herontdekken. En onderschat vrouwtjes met kromme benen niet.
Het is een klim, zeker zonder kromme benen.
Even uithijgen met het uitzicht over de stad.
Ja, ’t is kitcherig. Maar op vakantie mag je dat leuk vinden.
De wijngaard van Montmartre. De druiven wachten op nog meer zon.
Muurkunst. Je ziet ze overal in de stad.
Rue Calaincourt. Een aanrader!
Oh ik vond Montmartre zo gaaf! En de Parijse begraafplaatsen ook. Als ik een begraafplaats zie moet ik ook altijd even fotograferen!
Bij ons was de SC trouwens helemaal in mist gehuld mooi effect