Rust in mijn hoofd, vrijheid voor mijn lichaam

Al bijna veertig jaar probeer ik mijn lichaam te veranderen. Tot nu toe leverde die strijd tegen de kilo’s alleen kortstondige beloningen op: tijdelijk gewichtsverlies en bijbehorend applaus. Maar de terugval kwam altijd, en uiteindelijk gooide ik een paar jaar geleden gefrustreerd de weegschaal de deur uit. Eindelijk rust.

Rond diezelfde tijd ontdek ik via Instagram de fat liberation-beweging. Vrouwen in alle vormen en maten delen hun verhalen over het verwerpen van de dieetcultuur en het doorbreken van het stigma rond dik zijn. Alsof ik mijn verloren stam had teruggevonden. Ik zie vrouwen die hun lichamen liefhebben, sporten, dansen en zonder excuses tonen aan de wereld. Dat is nieuw voor me. 

Schuldgevoel

Ik leer ook dat dik zijn niet automatisch gelijkstaat aan ongezond zijn. Dit geeft me de ruimte om mijn lichaam te accepteren zoals het is en het zelfs te waarderen. Ja, ik ben dik, maar dat weerhoudt me niet van bewegen, leven, liefhebben, gewoon: mens te zijn. Die acceptatie komt zeker niet zonder strijd. Nog vaak genoeg hoor ik de zin waar elk dik mens van in elkaar krimpt: ‘Ik maak me gewoon zorgen om je gezondheid.’ En altijd voel ik me schuldig. Want daarna gaat meestal het vingertje omhoog: elk pondje gaat door het mondje. Mijn schuldgevoel leidt tot stress en onmacht. Ik werk hard aan mijn gezondheid, maar zolang ik niet afval, lijkt het nooit goed genoeg.

Met enige regelmaat bezoek ik mijn huisarts om mijn bloedwaarden te laten controleren, want ondanks mijn prille overtuigingen geloof ook ik nog steeds dat mijn gewicht het zwaard van Damocles is dat boven mijn hoofd hangt. Mijn bloeddruk is in orde nadat ik stop met de pil, mijn cholesterolwaarden zijn normaal en ik heb geen suiker, kortom: mijn lichaam functioneert prima. En toch, hoewel ik fysiek gezond ben, trekt mijn overgewicht regelmatig een zware wissel op mijn mentale gezondheid. Want ík kan mijn lijf dan wel accepteren, de wereld om mij heen doet dat niet.

Net als ik eindelijk een beetje vrede sluit met mijn lijf, komen er nieuwe wondermiddelen om de hoek kijken: Ozempic, Wegovy, Mounjaro – ze beloven allemaal de strijd tegen de kilo’s makkelijker te maken. En ineens sta ik weer in tweestrijd. Moet ik hier iets mee? 

Mind fuck

Tot mijn verbijstering zie ik een aantal vrouwen die ik bewonder op Instagram – vrouwen die mij leerden mijn lichaam te accepteren zoals het is – behoorlijk vlot hun kilo’s verliezen. De een zegt eerlijk dat het door medicatie komt, de ander schuift dat nog even onder het tapijt. Het voelt als verraad. Hoe kan ik vasthouden aan de overtuiging dat mijn lichaam goed genoeg is, terwijl zij die me dat geleerd hebben, nu zelf rap kiezen voor afvallen?

Het is een complete mind fuck: eerst de bevrijding, daarna totale verwarring. De ene dag ben ik happy met mijn lichaam, de volgende dag vraag ik me af of ik toch niet moet proberen af te vallen. Er is nu immers medische hulp beschikbaar. Zou die medicatie misschien ook voor mij werken? Niet eens omdat ik slanker wil worden, maar omdat ik eindelijk rust in mijn hoofd wil.

Focus op gezondheid

Naast mijn fysieke gezondheid, die op papier in orde is, beheersen gedachten over eten – wat, wanneer, waarom – mijn leven. Food noise, noemen ze dat, vaak het gevolg van een eetstoornis. Zou een medicijn zoals Mounjaro me eindelijk de mentale stilte kunnen geven waar ik zo naar verlang? Met deze vraag ga ik naar mijn huisarts. Ik leg haar uit dat ik al jaren tegen de kilo’s vecht, dat ik talloze diëten heb geprobeerd, maar dat elk dieet uiteindelijk leidt tot een onvermijdelijke terugval. Dat ik uiteindelijk de weegschaal heb weggedaan en ik mij nu focus op gezondheid, niet op gewicht. Maar dat deze medicijnen mij nu toch de hoop geven op hulp: veel beter dan de traditionele methoden ooit hebben kunnen doen. 

Haar antwoord is verrassend: “Tja, farmaceuten medicaliseren tegenwoordig álles, van overgewicht tot hormoontherapie voor vrouwen in de overgang. Wij als huisartsen worden steeds drukker, en in deze regio hebben we daarom afgesproken geen afvalmedicatie met prikpennen voor te schrijven. We hebben geen tijd om je te begeleiden. Ga maar naar de obesitaskliniek.”

En daar kan ik het mee doen. Ik voel me niet alleen afgewezen, maar ook ongezien. De huisarts ziet mij niet als iemand die hulp nodig heeft, maar als iemand met een onbeduidende vraag. In mijn medisch dossier staat met koeienletters ‘morbide obesitas’, en bij bijna elk bezoek wijst de huisarts me gretig op de risicofactoren. Nu lijkt er een oplossing te zijn, maar kan en mag ik er niet bij.

Geen leefstijlprobleem

De Wereldgezondheidsorganisatie erkent obesitas als een chronische ziekte – een medische aandoening die om een serieuze behandeling vraagt. Geen leefstijlprobleem, geen gebrek aan wilskracht, maar een ziekte die veel verdergaat dan enkel gewicht. Toch blijft het probleem in Nederland bestaan: medicijnen zoals Wegovy en Mounjaro worden hier niet vergoed voor mensen met obesitas en ook niet voorgeschreven door huisartsen. De zorgverzekeraars vinden de kosten te hoog en de baten te laag. 

Maar voor wie wordt die rekensom gemaakt? Zeker niet voor mensen zoals ik, die worstelen met flink overgewicht. Het wordt ook niet gemaakt voor de duizenden anderen die baat zouden hebben bij medicijnen die hun metabolische gezondheid verbeteren en de constante food noise kunnen verminderen. Wat mij het meeste frustreert is dat je de keuzemogelijkheid niet eens krijgt. 

Dus, wat nu? Zonder toegang tot medicijnen gaat het mij niet lukken om blijvend gewicht kwijt te raken. Een maagverkleining dan maar? Dat wil ik niet. De risico’s, zowel op de korte als lange termijn, zijn mij te groot. Uit onderzoek blijkt dat tot 35% van de mensen na vijf jaar weer een groot deel van hun gewicht terugkrijgt. Daarnaast is er een grote kans op vitaminetekorten, dumping-syndroom en darmobstructies. Alsof ik zo de ene handicap inruil voor een andere.

Schrap obesitas uit mijn dossier

Ik besluit mijn medisch dossier nog eens onder de loep te nemen. Want als obesitas in Nederland niet serieus wordt genomen als een ziekte, maar wordt gezien als een leefstijlprobleem, waarom moet het dan in mijn dossier blijven staan? Elke klacht, hoe klein ook, wordt vaak teruggeleid naar mijn gewicht. Zelfs als mijn problemen niets te maken hebben met obesitas – ik herinner me het voorval dat ik er was voor eczeem door een allergische reactie en met folders voor de Gecombineerde Leefstijl Interventie de deur weer uitliep -, draait het gesprek daar vaak toch weer om. Ik vraag mijn huisarts dan ook ‘morbide obesitas’ te schrappen uit mijn medisch dossier. Als het geen ziekte is in de ogen van zorgverzekeraars, waarom moet ik dan vastzitten aan dat label?

Dit is geen symbolische daad. Het is een poging om de stigmatisering te doorbreken die obesitas omringt in de medische wereld. Obesitas is een complexe aandoening, beïnvloed door genetica, hormonen en andere factoren. En hoewel een aanzienlijk deel van mensen met obesitas metabool gezond is, zoals ik, wordt het in mijn dossier keer op keer aangehaald als de wortel van elk probleem. Dat moet stoppen. Mijn huisarts reageert verbaasd op mijn verzoek en weet in eerste instantie niet goed wat ze moet zeggen, maar weigert: omdat we het nu eenmaal over afvallen hebben gehad, wil ze het er niet uithalen.

Vrijheid om te kiezen wat goed voelt

Mijn innerlijke zoektocht draait ondertussen overuren. Omdat ik afvalmedicatie zou willen gebruiken rijst de vraag: laat ik daarmee het gedachtengoed van fat liberation in de steek? Die vraag blijft aan me knagen. Wat betekent het als ik, ondanks mijn overtuiging dat mijn lichaam goed genoeg is, tóch naar medicatie grijp? Is dat dan geen verraad aan de beweging die me zo heeft geholpen? Of erger, verraad aan mijn eigen overtuigingen?

Na lang nadenken kom ik tot de conclusie dat het antwoord op deze vragen nee is. Fat liberation draait uiteindelijk niet alleen om het afwijzen van diëten, maar juist om de vrijheid te kiezen wat goed voelt voor jou. Ik ben niet minder trouw aan de beweging omdat ik hulp zoek om mijn relatie met eten te verbeteren. In plaats daarvan kies ik voor mijn eigen welzijn – fysiek én mentaal. 

Mijn reis met overgewicht gaat veel verder dan wat andere mensen zien. Het gaat om hoe ík in mijn lichaam leef, over hoe ik mezelf zie en hoe anderen mij zien. Te lang heb ik me verdedigd, excuses gemaakt, geprobeerd te voldoen aan de verwachtingen van anderen – alsof mijn waarde als mens afhangt van wat de weegschaal aangeeft. 

Stigma

Ik overweeg serieus om de afvalmedicatie dan maar zelf te bekostigen, ook al zou ik daarvoor mijn hele spaarpot moeten omkeren. Niet om te voldoen aan een ideaalbeeld, maar om eindelijk wat rust in mijn hoofd te vinden. Maar wat ik nu besef, is dat de ware bevrijding niet ligt in het veranderen van mijn lichaam. Het ligt in het loslaten van de lasten die anderen mij opleggen – hun oordeel, hun verwachtingen, hun stigma. Niet mijn lichaam is te zwaar, maar het oordeel van anderen.

Dit verhaal is geen oproep voor medelijden, maar om begrip te vragen. Begrip voor het feit dat overgewicht een complex probleem is. Dat gezondheid er voor iedereen anders uitziet en dat je iemands verhaal niet kunt lezen door alleen naar zijn of haar lichaam te kijken. Dat ieder mens, gezond of niet, recht heeft op respectvolle zorg en behandeling.

Het gaat niet om de kilo’s die ik wil verliezen, maar om de zwaarte die ik wil loslaten. De vrijheid die ik zoek, is niet te vinden in een perfect lichaam, maar in de keuze om mezelf te zien zónder het oordeel van anderen. Het is tijd om te stoppen met me verontschuldigen voor wie ik ben en hoe ik eruitzie. 

De rust die ik zoek, is niet te vinden in een getal op de weegschaal, maar in mijn eigen keuzes. En dat, beste lezers, is pas echte vrijheid.

Penseel

Als ik foto’s maak, dan gebruik ik vaak een app om het beeld een beetje op te poetsen. Mijn favoriete tool is ‘het penseel’, waarmee ik de belichting, temperatuur en verzadiging kan bewerken. Door met mijn vinger over het beeld te gaan, wordt het zonlicht ineens zachter, het gras wat groener, de lucht blauwer. En nu dacht ik net, best handig als er zoiets voor je eigen leven bestaat.

Stel je voor, dat je met een beweging je huis wat groter kunt maken, je werk leuker, je bankrekening dikker en je kont smaller. Je veegt even over het gezicht van je geliefde en er verschijnt een grotere glimlach, je kunt tranen wegpoetsen, een hart helen, verveling veranderen in energie en onrust in tevredenheid. Handig, maar het zou het leven ook wat saai maken. Om met Dolly te spreken: If you want the rainbow, you gotta put up with the rain.

Terwijl, als we jong zijn ís het gras veel groener, de lucht blauwer, onze kont smaller en rennen we met het grootste gemak van studie of werk, naar feestjes, naar vrienden, vakantie, festivals, creaties, worden verliefd, maken het uit, zingen mee, dansen tot diep in de nacht en kijken ’s morgens vroeg naar de zonsopgang met je tenen in het koude zand, het zweet in je nek en het maakt allemaal niet uit, want je weet nog niet alles maar je bent één brok leven, energie, toekomst en mogelijkheden.

Naarmate we ouder worden, komt met wijsheid vaak ook voorzichtigheid, die sprong in het diepe stellen we uit, straks breek je wat, waarom lijken de avonden donkerder, de letters kleiner, je spieren slapper en moet dat nou echt, twee feestjes achter elkaar, je bank is zo comfortabel, je bed te duur en je denkt na over boodschappenlijstjes in plaats van ontelbare mogelijkheden die ondenkbaar zijn, want het maakt je melancholisch. Je lijf begint af en toe te haperen, je verleden wordt steeds groter net als de zorgen over kroost en ouders, er moet bijgetankt worden en je vraagt je verbijsterd af, hoe kwam ik van die kleurrijke, verzadigde wereld ineens in dit beige bestaan terecht?

Wacht. Haal even adem. 
Pak dat penseel en bedenk dit.

Je bent nog nooit zo jong geweest als nu.

Wereldvrouwendag

‘Let maar eens op’, zeg ik tegen hem. ‘Meiden, luister eens. Als jullie ’s avonds laat over een donkere parkeerplaats lopen, wat doen jullie dan?’ Het is even stil. Dan klinkt bijna in koor: ‘je houdt je sleutels omgekeerd in je vuist.’ Hun vader en broer kijken verbaasd. ‘Van wie hebben jullie dat?’ De schouders gaan omhoog. Elke vrouw weet dat.

Ergens zit in ons reptielenbrein dat stukje kennis opgeslagen, van moeders op dochters overgedragen. Het is er gewoon: zorg dat je je ergens mee kunt verdedigen als je ergens alleen in het donker loopt. Of je nou vijftien of vijfenzeventig bent, in de stad of op het platteland woont.

Toen ik zestien was en van de bushalte door een stukje bos naar huis moest lopen, pakte iemand van achteren plotseling mijn schouder vast. Adrenaline schoot als een bliksemschicht door mijn lijf en ik stompte mijn ellenboog hard naar achteren. ‘Oempff’, hoorde ik een man grommen. Schreeuwend rende ik weg. 

Ik was net twintig en moest medisch gekeurd worden voor een baan. De bedrijfsarts sommeerde mij naar een kamerscherm. ‘Kleed je daar maar uit. Je kunt je onderbroek aanhouden.’ Ik had nog nooit een medische keuring gehad, dus ik dacht dat het normaal was dat een arts je dan van top tot teen bepoteld, met extra aandacht voor mijn borsten. ‘Ja, nee… daar is niks mee aan de hand hoor.’

‘Maar waarom heb je geen kinderen? Ben jij soms zo’n… carrièrevrouw?’ Hij spuugt het laatste woord nog net niet uit. Het is op een verjaardag, ik ben eind dertig en happy kindvrij. Toch voel ik me ten overstaan van de ineens aandachtig luisterende andere feestgangers in de verdediging gedrukt. ‘Het is gewoon niks voor mij’, mompel ik. Boos dat ik geen gevatter antwoord kan geven, duik ik de wc in. 

Rond mijn drieënveertigste ben ik een tijd single. Laat dat maar eens even zo blijven, besluit ik. Er volgen reizen, lange filmavonden op de bank of met vrienden aan tafel, ondernemen, veel werk, veel vrijheid en de prettige ontdekking dat ik mijzelf uitstekend gezelschap vind. ‘Mis je dan geen man, een arm om je heen?’, vraagt een vriendin. Dat doe ik niet. Alleen kunnen zijn blijkt een onverwachte superkracht.

Maar ik blijf ook geloven in liefde.
‘Als je nou wat zou afvallen, zou je echt een hele mooie vrouw zijn.’ 
‘Eh ja, ik weet dat ik in het begin had gezegd dat ik vrijgezel was maar ik heb dus een vriendin. Ze wil alleen geen seks meer.’
‘Mijn vrouw en ik hebben een open relatie.’
‘Ik wil dat je naaldhakken aandoet en zo’n kort geil jurkje.’
‘Ja, ik heb dan wel drie andere vriendinnen, maar ik zou jou zó op nummer 1 zetten.’
‘Je bent me te zelfstandig.’
‘Nee, ik rij wel. Vrouwen kunnen niet autorijden.’
‘Hoeveel uur per week werk je? Maar wanneer heb je dan tijd voor mij?’
Tinder is de hel.

Pas als ik er niet naar zoek, is de liefde er ineens. Na onze eerste date, loop ik vrolijk mijmerend naar huis. Mijn auto moest ik een paar straten verderop parkeren. Het is laat, het is donker. En in mijn hand heb ik mijn sleutels stevig vast. 

Elke vrouw kent die weg.

Ruimte

‘Volgend jaar start ik met een koksopleiding’. Mijn mededeling zorgt voor een glazige blik. ‘Een koksopleiding?’ Ik knik, misschien vooral om mezelf te overtuigen. ‘Ja joh, hartstikke leuk. Beetje snijtechnieken leren en met eten bezig zijn.’ Om mijn woorden kracht bij te zetten had ik al even rondgekeken bij het ROC, want daar kun je als volwassene in een half jaar een basisopleiding tot kok doen. 

Achter al dat enthousiasme zat een hoop onrust. Ik ben nu tien jaar freelancer en dat gaat me goed af. Ik heb een fijne klantenkring, leuk werk en er komt genoeg brood op de plank. Met bijna dertig vliegjaren maak ik me niet meer zo snel druk: been there, done that, bought the t-shirt. Komt u maar door met al uw communicatievraagstukken, ik los het op. 

Maar ergens begon het te kriebelen. Moet ik niet wat anders doen? Ik begon op mijn veertigste voor mezelf, dus is het na tien jaar niet weer eens tijd voor een nieuw avontuur? In mijn hoofd klonk woest gejuich. Dit varkentje gaan wij wassen.

Na een korte zoektocht (en het herzien van de film Julia & Julia) besloot ik bondig dat het tijd was om mijn bourgondische zelf te ontwikkelen. Ik hou van eten, ik hou van koken: voilà, alle ingrediënten om binnen een paar jaar een bistro te openen, een succesvol kookboek te schrijven of met een hippe foodtruck van festival naar festival te trekken, zijn aanwezig. 

Laat het Grote en Meeslepende Avontuur maar beginnen!

Voor de kuikens onder ons: je bent nooit te oud om geen idee te hebben wat je in godsnaam aan het doen bent. Hoe vaker ik vertelde dat ik die koksopleiding ging doen, hoe rotter ik me ging voelen. Want ik hou van eten, ik hou van koken, maar… ik hou nog veel meer van uit eten gáán. 

Het duurde even voordat ik doorhad dat mijn onrust niet zo zeer kwam door de behoefte om iets compleet nieuws te doen, maar dat de onderliggende wens veel simpeler is. Ik wil gewoon niet meer elke dag achter de computer zitten en woorden schrijven om te werken. Ik wil meer ruimte om ongebreideld nieuwsgierig te kunnen zijn. 

Gisteren vroeg iemand: ‘Schrijf eens op wat je zou doen als je niet hoefde na te denken over het bereiken van een doel, het hebben van impact of geld verdienen. Wat zou je dan doen?’ Vandaag keek ik nog eens naar wat ik opschreef. En weet je wat? Dat gaat zorgen voor die ruimte.

‘Give myself a break.’

Mazzelmomenten

Ik word altijd een beetje melancholisch van oudejaarsdag. Als iemand die het liefst vooruitkijkt, duurt de overgang naar het nieuwe jaar wat mij betreft precies 23 uur en 57 minuten te lang. Prima om een paar minuten te mijmeren over ‘ghosts of the past’, maar dan pakt een van mijn meer ongedurige persoonlijkheden een verrekijker en kijven in we in mijn hoofd al snel verder over wat we allemaal willen gaan doen komende tijd.

Maar ja. De kans is groot dat die laatste dag zich stiekem toch vult met herinneringen over wat niet is gelukt, faliekant is mislukt, het tabee van vrienden, geploeter met dingen, werk of geld, talloze zorgen, pijntje hier, pijntje daar, en natuurlijk zij die voor altijd in 2022 achterblijven. De afgelopen paar jaar kwamen er ook nog genoeg wereldproblemen voorbij die alleszins te groot zijn om er iets zinnigs van te maken. Met als gevolg dat ik de laatste seconden van het jaar wat gelaten zie wegtikken, omdat je er verdorie niks meer mee kan, dat verleden. En aan vooruitkijken heb je ook niks, want je wil het nieuwe jaar niet jinxen. 

Pff. Sta je daar met je glaasje champagne zogenaamd vrolijk te wezen.

In plaats van een gelukkig nieuwjaar wens ik mezelf én jou daarom 365 piepkleine momenten van geluk. Gewone-niks-bijzonders-momenten, die niet in de herinneringen op Facebook voorbijkomen, niet in de jaaroverzichten en niet in je best nine Instafoto’s. Ogenblikken die het gesprek aan de eettafel niet eens halen omdat ze te klein, snel, vanzelfsprekend of alledaags zijn.

Laat het de schaterlach zijn van je geliefde, de eerste lentezon op je snuit, verse koffie, nieuw behang, 5 euro vinden op de grond, schoon beddengoed, wijze woorden van iemand van wie je het niet verwacht, groen licht als je haast hebt, een warme scone, praten met vrienden tot diep in de nacht, de geur van een nieuw boek, lekker eten, een onverwacht compliment, de aansluitende trein halen, knalrode ondergaande zon vanaf de snelweg of je favoriete liedje op de radio. 

Ik wens je er 365 of meer.

En pas volgend jaar, op oudejaarsavond, terwijl de laatste seconden wegtikken, denken we terug aan al die momenten. Dat is iets om naar uit te kijken.

Geef me het paradijs

‘Hoi’
Zijn ogen gaan loom open.
‘Heb je ook iets dansbaars?’

Hij moet even uit zijn eigen wereld kruipen.
‘Iets dansbaars?’
‘Ja, je weet wel: iets ritmisch waardoor je wil bewegen.’
Ik wiebel met mijn heupen en glimlach.
Hij fronst.

De dansvloer is nog steeds leeg op één vrouw na, type oud meisje, die met gesloten ogen vooral bezig is de lenigheid van haar ledematen te testen.

Ik had me erop verheugd. Het eerste feestje sinds tijden mét een dansvloer. Het deed een diep verlangen voelen. Dansen totdat het zweet over je rug gutst, je haar nat is, meebrullen met liedjes die op verhalen lijken, met je armen omhoog naar de hemel om het leven weer eens met een gierende ademteug te omarmen.

Vanachter de draaitafel is er weinig begrip voor mijn wanhoop.

‘Heb je iets van Prince?’
‘Nee.’
‘Madonna, vroege jaren?’
‘Nee.’
‘Michael Jackson?’
‘Nee’
‘Bruno Mars dan?’
‘Nee.’

Mijn interne jukebox loopt vast.
‘Okaaaay dan.’ De koptelefoon gaat terug, de ogen dicht.
Ik loop met mijn handen opgeheven naar de bar. Het is ondenkbaar, maar we gaan ongedanst naar huis.

Tududutuu tuuutuududududu.

Was dit…? Ik kijk om. Glazen worden neergezet, gesprekken stokken, mensen komen van buiten snel naar binnen. En we dansen tot ons haar kletsnat is en onze stemmen schor van het paradijs bij het dashboardlight, terwijl de dj buiten verveeld een sigaretje rookt.

Tip voor draaitafelhobbyisten. Een jong-in-de-jaren-’80-hand is snel gevuld.