‘Wat vind jij ervan, Mariska?’ De vraag komt onverwacht en ik hap even naar adem. Wat vind ik ervan? Het blijft stil in mijn hoofd. Paniekerig echo ik het nog eens rond in mijn brein: WAT VIND IK ERVAN? Ik hoor krekels.
Ondertussen ben ik het middelpunt van gefascineerde belangstelling en ik besef dat ik, op wat voor manier dan ook, iets moet zeggen. Liefst iets intelligents. Bijdehand mag ook.
‘Ik weet het niet. Ik vind er nog helemaal niks van.’
De woorden vallen op tafel en iedereen kijkt ernaar alsof ik zojuist mijn shirt omhoog heb getrokken. Dit was geen bijdehand antwoord, mopper ik tegen mijzelf. Maar wel een eerlijk antwoord, pareert mijzelf.
In tegenstelling tot een flink deel van het Nederlandse volk, en zeker het overgrote deel dat zich op Twitter bevindt, heb ik niet direct ergens een mening over. Natuurlijk, over dingen zoals geweld, diefstal, oorlog en Crocs zeg ook ik meteen: nee, dat mag niet en dat moet niet mogen, nooit niet.
Het zijn de grijze gebieden waarin ik verdwaald raak. Als er tegenover elk standpunt een ander standpunt staat waarvoor ik begrip heb. En ja, ik kan dat.
‘Jij bent zo’n negen’, zei een collega ooit. Ik keek hem eerst verward aan, omdat ik iets anders verstond. Maar hij bedoelde type 9 uit het enneagram, ook wel de bemiddelaar genoemd.
De bemiddelaar zoekt naar harmonie, naar oplossingen en kan zich goed inleven in anderen. Als geen ander kan de bemiddelaar verschillende gezichtspunten verenigen in oplossingen die alle betrokkenen acceptabel vinden.
Ik verzin het niet, het staat in een boek.
Maar in een tijd waarin in iedereen zijn mening ventileert, staat zeggen dat je er (nog) géén hebt gelijk aan sociale insubordinatie. En hoewel mijn talent om mensen te verbinden tot nu toe alleen maar handig is geweest in mijn werk, lijkt het me eerlijk gezegd ook wel eens lekker om kort door de bocht te gieren met een vlijmscherpe opinie.
Zo kreeg ik ooit het verwijt dat ik ‘subtiel contraire’ was. En dat was volgens de dame in kwestie het gevolg van mijn onvermogen om direct mijn gevoel te spuien en op tafel te gooien wat ik er nou écht van vond. Zij kon dat wel, vol overgave zelfs. Over kort door de bocht gesproken: ze fileerde me met iets te veel enthousiasme en ik verliet totaal ontredderd het gesprek.
Daarna voelde ik mij een tijd lang iemand met de ruggengraat van een visstick. Besluiteloos, meningloos, zwak. Haar mening over mij was doorgedrongen tot ver in mijn brein, waar het zich comfortabel had gemaakt en af en toe een gemeen lachje liet horen.
Totdat ik mij realiseerde dat zelfkritiek ook maar een mening is. Het genadeloos voor zijn raap kunnen zijn, zegt niets over daadkracht. Of over zaken als empathie en relativeringsvermogen. Het is vooral makkelijk om iemand met harde woorden af te breken, zonder je druk te maken over de gevolgen ervan. Het is makkelijk om op Twitter te roeptoeteren als je maar geïnteresseerd bent in één kant van het verhaal.
Iets van verschillende gezichtspunten bekijken, kost meer tijd. Jezelf een spiegel voorhouden, kan confronterend zijn. Begrip hebben voor iets onbegrijpelijks, is ronduit moeilijk. En toch dwaal ik liever rond in die grijze gebieden dan dat ik vastzit in iets zwarts of wits. Je leert er als mens veel van.
‘Het leven zit vol vragen, dwazen vol met antwoorden’, is een Afrikaans gezegde. Laat ik het daar nou helemaal mee eens zijn.
En zo is het. Wat ik helemaal verwarrend vind, is dat mensen die wél meteen ergens iets van vinden, er ook van overtuigd zijn dat wat zij vinden de enige juiste mening is.
Psies!