Luister niet naar tante Gerda

Eerlijk is eerlijk, een week geleden moesten we nog een beetje grinniken. We zaten in Lissabon en zagen zo af en toe iemand met een mondkapje voorbijkomen. Mafketels. De zon scheen, er klonk muziek in de straten en onze grootste zorg bestond eruit of het restaurantje van deze avond het restaurantje van de vorige avond zou overtreffen. Op het vliegveld maandagmiddag keken we wederom geamuseerd naar mensen met een mondkapje. In het vliegtuig begon mijn lief te snotteren. Stomme airconditioning ook.

Dinsdagochtend ging ik weer aan het werk en hoorde ik dat mijn opdrachtgever het festival dat over twee weken stond gepland wilde afgelasten. Is ‘ie nou helemaal gek geworden?, dacht ik. Wat een paniek om een griepje.

Toen ging ik de nieuwsberichten over Italië en, dichterbij huis, Brabant wat grondiger lezen. Ik checkte de site van het RIVM, van de WHO en andere gerenommeerde datacheckers. Feiten, daar ging het mij om: hoe het écht zit, haal je beter niet van Facebook, Twitter of tante Gerda.

Woensdagavond gingen we naar het theater en kwamen we bekenden tegen. ‘Aaah, we gaan gewoon zoenen hoor, die gekkigheid ook’, zeiden ze. In mijn hoofd ging een paniekerig alarmbelletje af, maar ik wilde me niet laten kennen. In de wc waste ik mijn handen en gezicht.

Op donderdagochtend was ik het eens met mijn opdrachtgever om het festival te verzetten. Het risico om meer dan duizend mensen een hele dag bij elkaar te zetten, waarvan een groot deel wat ouder en kwetsbaar is, was onverantwoordelijk. We waren het verbod vanuit de overheid net voor.

Het RIVM is ondertussen duidelijk in haar advies: heb je verkoudheidsklachten, zoals hoesten, niezen, snotteren of koorts, blijf dan thuis. Dat doe je niet voor jezelf, dat doe je voor anderen.

Begin februari werd ik flink verkouden. Ik hield er een kuchje aan over dat maar niet over wilde gaan. Donderdagavond kwam er ineens een reuteltje bij. Alsof ik een fluitje had ingeslikt. Het is waarschijnlijk niks, een overblijfsel van de vorige kou. Maar toch. Voor de zekerheid bel ik mijn moeder van 73 en geef ik aan dat ik haar voorlopig even niet bezoek. ‘Prima. We gaan wel face-timen’ zegt ze kordaat.

Mijn lief klinkt ondertussen als een zeehond die voor het eerst de zee ziet. We besluiten elkaar dit weekend niet op te zoeken, hoe vervelend ook. Twee hoog achter in Amsterdam draal ik rondjes. Ik vermaak me wel, lang leve Netflix, maar toch. Het voelt wel erg apocalyptisch allemaal. Als ik zaterdagochtend naar buiten ga, merk ik echter niks van naderend onheil. De terrassen zitten vol, de restaurants zitten vol, het zonnetje schijnt en niemand kijkt bezorgd.

De kloof tussen de feiten en wat ik op straat zie, is wel erg groot. Zijn we nou met z’n allen heel eigenwijs, of ben ik ineens een bange poeperd geworden?

Ik lees over ‘Flatten the curve’, een simpel model dat aangeeft dat het van groot belang is om een piek in zieken te voorkomen. Anders raakt het zorgsysteem overbelast en zijn we nog verder van huis. Je voorkomt een piek door het aantal besmettingen uit te smeren over een langere periode. Voorzichtigheid neemt het nu toch over van mijn eerdere luchtigheid.

Feit is, dit virus verdwijnt niet meer. Het enige wat we kunnen doen, is een piek in besmettingen voorkomen zodat de helden in de zorg hun werk kunnen blijven doen. Als dat betekent dat ik twee weken geen verjaardagen, etentjes, of theater kan bezoeken: prima. Als dat betekent dat ik in die tijd ook mijn geliefden niet kan zien: met de groots mogelijke tegenzin, maar prima. Want als we er nú met z’n allen voor zorgen dat zo min mogelijk mensen besmet raken, kunnen we hopelijk straks weer genieten van de lente, de zomer en van elkaar.

Zoals ik ergens las: onze grootouders werden de oorlog in geroepen, wij moeten een tijdje op de bank blijven zitten.

Dat lijkt me een kleine opoffering. En gelukkig hebben we Netflix nog.