Onze levens pre-verkering konden niet meer van elkaar verschillen. Toen ik ergens in de twintig was, maakte ik me uit de voeten bij mijn eerste langdurige relatie. Ik ging studeren, op reis, had een piepklein studiootje in Amsterdam en ontdekte eigenlijk nog maar net wat ik allemaal wilde (en dan weer niet, en dan weer wel).
Hij ging trouwen op zijn 22e, kreeg vlot daarna vier kinderen, werkte heel erg hard om zijn gezin alles te geven en woonde in zijn ouderlijk huis in een jaren ’70 wijk met uitzicht op exact dezelfde huizen.
Toen ik halverwege de dertig was, maakte ik me uit de voeten bij mijn tweede langdurige relatie. Ik verhuisde terug naar Amsterdam, ging werken bij een grote organisatie en ontdekte daar dat carrière maken geweldig leuk is en dat de constante vraag ‘maar wil jij geen kinderen dan?’, daar steevast aan vastgeplakt zit.
Na het nodige navelstaren kon ik echter geen rammelende eierstokken ontdekken. Ik vond mijn leven leuk, compleet, lekker onvoorspelbaar en bovendien ontbrak naar mijn gevoel een belangrijk onderdeel van zo’n avontuur: een partner in crime met het hart én hoofd op de goede plek.
Die was aan de andere kant van het land nog druk bezig met het halen en brengen naar sportvelden, school, dokter, boterhammen smeren, heel hard werken, kusjes geven op geschaafde knieën en het uitzwaaien van de eerste loot die de wijde wereld in ging. Allemaal met liefde.
Rond mijn drieënveertigste maakte ik me uit de voeten bij mijn derde langdurige relatie. Mijn hart, ondertussen behoorlijk gebutst, had Janis Joplins ‘Freedom is just another word for nothing left to lose’ zo’n beetje verheven tot lijflied. Ik had geen partner, geen kinderen en ik werkte als freelancer. De enige constante factor in mijn leven was Amsterdam.
En ineens begon het een beetje te schuren. Stel je nou voor dat ik op mijn vijftigste nog tweehoog achter woon tussen de toeristen, expats en twintigers met knotjes? Allemaal leuk en aardig, die vrijheid, maar is het wel vrijheid als je nergens voor hoeft te kiezen?
Ik ging kijken voor een grotemensenhuis in Bussum. In Hilversum. In Naardenvesting. Het plan dat nog geen plan was, ging weer in de koelkast.
Zijn hart werd gebroken.
Voor mij brak het jaar van ja aan. Ik gaf mijzelf cadeautjes, vakanties, ontmoette nieuwe mensen, ging naar out of the box festivals, vloog van hot naar her voor mijn opdrachtgevers, nam élke teug leven die ik kon krijgen, zei (bijna) overal ja tegen en zat uiteindelijk heel tevreden en gelukkig thuis op de bank.
‘Ik zoek iemand om mijn koffieverslaving mee te delen’.
En terwijl we al die tijd met onze ruggen naar elkaar toe liepen, draaiden we eindelijk om.
Alles valt op zijn plek.
‘Vind je mij niet saai?’
‘Je bent het grootste avontuur van mijn leven.’
‘Vind je mij niet raar?’
‘Je laat me een wereld zien waarvan ik het bestaan niet wist.’