Onbekend terrein

Ik heb toch een beetje het idee alsof we een dikke middelvinger krijgen van Moeder Aarde. Die hoorde al dat gebakkelei aan over klimaatverandering, was het goed zat en zei ‘hold my beer’. Wat zijn we nietig. Wat zijn we kwetsbaar. Een minuscuul fliebertje virus legt in een paar weken tijd de hele wereld plat.

Maar de vissen zijn weer zichtbaar in de kanalen van Venetië.
In Wuhan horen ze de vogels.
In Hong Kong is de smog verdwenen.

Moeder Aarde leunt nog maar eens even achterover, terwijl de mensheid in gierende paniek toiletpapier hamstert. Eerlijk is eerlijk, ze heeft best lang geduld gehad met ons.

Ondertussen probeer ik deze nieuwe werkelijkheid driftig om te denken tot mogelijkheden. Ik kocht immers twee weken geleden een huis (oh, de timing) én moet mijn eigen huis nog verkopen. Dit is normaal al iets om van wakker te liggen, maar nu heb ik van woelen en draaien een Olympische sport gemaakt. En dan ben ik ook nog eens zzp’er. Het is een beetje vlek op vlek zeg maar.

Juffertje Paniek, een terugkerend personage in mijn hoofd, zit daarom vastgebonden met een prop in haar mond in de hoek. Die kan ik er nu niet bij hebben. Mijn mantra gedurende de dag is dus zoiets als:

Het gaat goed komen.
Er komt geen lockdown.
Gelukkig heb ik opdrachten.
Thuiswerken is zo erg nog niet.
Iedereen die ik ken is nog gezond.
Over een paar weken is het hopelijk beter.
Wát als er straks geen koffie meer te krijgen is?!! (sorry, het juffie had zich los gewurmd).

Maar als Rutte zijn toespraak houdt, heb ik het gevoel in een Stephen King film te zijn beland. Dit is toch allemaal niet echt? Ik bedoel, een paar weken geleden bestond het nieuws nog uit boze boeren op het Malieveld en nu gaan we met z’n allen proberen een gevaarlijk virus te mitigeren.

Dude.

Na wat piekeren ben ik het toch met het gekozen scenario eens. Een totale lockdown komt op mij over als een dieet. Het helpt even, maar uiteindelijk slaat hetzelfde probleem terug mét rente. En ik weet natuurlijk helemaal niks, want ik ben geen viroloog en ik punnik de feiten en nieuwsberichten ook maar aan elkaar tot iets wat ik kan begrijpen.

Het is voor iedereen onbekend terrein. We moeten samen uitvogelen hoe deze nieuwe werkelijkheid werkt. Niet door de winkels telkens leeg te kopen, zodat zorgpersoneel en ouderen geen droog brood meer in huis hebben. Ook niet door elkaar verbaal af te maken op social media en politici te bashen. Dat is zo 2019.

Werk vanuit huis als dat kan.
Help de oudjes en kwetsbaren.
Blaas videobellen weer eens nieuw leven in: FaceTime/WhatsApp je ouders, je vrienden. Installeer de app Houseparty.
Ontdek de leraar in jezelf (of niet. In dat geval: Netflix).
Stuur kaartjes!
Help kleine  ondernemers door bij ze te bestellen, door abonnementen door te laten lopen, of door hun facturen direct te betalen.

En blijf ademhalen.

Luister niet naar tante Gerda

Eerlijk is eerlijk, een week geleden moesten we nog een beetje grinniken. We zaten in Lissabon en zagen zo af en toe iemand met een mondkapje voorbijkomen. Mafketels. De zon scheen, er klonk muziek in de straten en onze grootste zorg bestond eruit of het restaurantje van deze avond het restaurantje van de vorige avond zou overtreffen. Op het vliegveld maandagmiddag keken we wederom geamuseerd naar mensen met een mondkapje. In het vliegtuig begon mijn lief te snotteren. Stomme airconditioning ook.

Dinsdagochtend ging ik weer aan het werk en hoorde ik dat mijn opdrachtgever het festival dat over twee weken stond gepland wilde afgelasten. Is ‘ie nou helemaal gek geworden?, dacht ik. Wat een paniek om een griepje.

Toen ging ik de nieuwsberichten over Italië en, dichterbij huis, Brabant wat grondiger lezen. Ik checkte de site van het RIVM, van de WHO en andere gerenommeerde datacheckers. Feiten, daar ging het mij om: hoe het écht zit, haal je beter niet van Facebook, Twitter of tante Gerda.

Woensdagavond gingen we naar het theater en kwamen we bekenden tegen. ‘Aaah, we gaan gewoon zoenen hoor, die gekkigheid ook’, zeiden ze. In mijn hoofd ging een paniekerig alarmbelletje af, maar ik wilde me niet laten kennen. In de wc waste ik mijn handen en gezicht.

Op donderdagochtend was ik het eens met mijn opdrachtgever om het festival te verzetten. Het risico om meer dan duizend mensen een hele dag bij elkaar te zetten, waarvan een groot deel wat ouder en kwetsbaar is, was onverantwoordelijk. We waren het verbod vanuit de overheid net voor.

Het RIVM is ondertussen duidelijk in haar advies: heb je verkoudheidsklachten, zoals hoesten, niezen, snotteren of koorts, blijf dan thuis. Dat doe je niet voor jezelf, dat doe je voor anderen.

Begin februari werd ik flink verkouden. Ik hield er een kuchje aan over dat maar niet over wilde gaan. Donderdagavond kwam er ineens een reuteltje bij. Alsof ik een fluitje had ingeslikt. Het is waarschijnlijk niks, een overblijfsel van de vorige kou. Maar toch. Voor de zekerheid bel ik mijn moeder van 73 en geef ik aan dat ik haar voorlopig even niet bezoek. ‘Prima. We gaan wel face-timen’ zegt ze kordaat.

Mijn lief klinkt ondertussen als een zeehond die voor het eerst de zee ziet. We besluiten elkaar dit weekend niet op te zoeken, hoe vervelend ook. Twee hoog achter in Amsterdam draal ik rondjes. Ik vermaak me wel, lang leve Netflix, maar toch. Het voelt wel erg apocalyptisch allemaal. Als ik zaterdagochtend naar buiten ga, merk ik echter niks van naderend onheil. De terrassen zitten vol, de restaurants zitten vol, het zonnetje schijnt en niemand kijkt bezorgd.

De kloof tussen de feiten en wat ik op straat zie, is wel erg groot. Zijn we nou met z’n allen heel eigenwijs, of ben ik ineens een bange poeperd geworden?

Ik lees over ‘Flatten the curve’, een simpel model dat aangeeft dat het van groot belang is om een piek in zieken te voorkomen. Anders raakt het zorgsysteem overbelast en zijn we nog verder van huis. Je voorkomt een piek door het aantal besmettingen uit te smeren over een langere periode. Voorzichtigheid neemt het nu toch over van mijn eerdere luchtigheid.

Feit is, dit virus verdwijnt niet meer. Het enige wat we kunnen doen, is een piek in besmettingen voorkomen zodat de helden in de zorg hun werk kunnen blijven doen. Als dat betekent dat ik twee weken geen verjaardagen, etentjes, of theater kan bezoeken: prima. Als dat betekent dat ik in die tijd ook mijn geliefden niet kan zien: met de groots mogelijke tegenzin, maar prima. Want als we er nú met z’n allen voor zorgen dat zo min mogelijk mensen besmet raken, kunnen we hopelijk straks weer genieten van de lente, de zomer en van elkaar.

Zoals ik ergens las: onze grootouders werden de oorlog in geroepen, wij moeten een tijdje op de bank blijven zitten.

Dat lijkt me een kleine opoffering. En gelukkig hebben we Netflix nog.

 

 

Wijze stad

In de stad val ik niet op.

Hoe ik me ook kleed, hoe mijn haar ook zit, hoe raar ik loop, hoe hard mijn lach is, hoe groot mijn lijf is, hoe anders ik ook mag zijn… er is hier altijd wel iemand vreemder, gekker, aparter of exotischer.

Een mollige man in een zilveren jumpsuit op een fiets vol roze bloemen stond vanmorgen voor me bij het stoplicht. Hij zong uit volle borst het Wilhelmus. Niemand keek op of om.

Dat geeft een veilig gevoel van anonimiteit en vrijheid. Ik hoef hier niet bang te zijn om raar aangekeken te worden, of nagestaard. Ik word in de stad niet uitgelachen, beschimpt of gepest, want ik word beschermd door een zee van paradijsvogels.

Ik kan mij hier de absolute fashionista voelen die ik in mijn hoofd zeker ben, maar waar de meningen misschien over verdeeld zijn. En als ik eens een dag geen zin heb in een sense of fashion, dan is het ook niet erg. De straten zijn mijn catwalk en ik denk het juichende publiek er wel bij.

De stad is groot genoeg voor iedereen.

Gisteren was ik even in mijn geboortedorp. Terwijl ik over de markt loop, voel ik de ogen prikken van een groepje meisjespubers, in al hun eenheidsworst samengeklit op een bankje. Giechelend stoten ze elkaar aan.

Een grijs echtpaar kijkt fronsend naar mijn outfit. Een oude bekende giert vanaf de overkant van de straat: zoooooohooooo, nou nou nou, jij bent ook nog steeds Hollands glorie hè?

In dit dorp mag je best een beetje uit de pas lopen, maar niet teveel. Je mag best een beetje gek zijn, maar hé…. als het effe kan: niet teveel.

Als je die onzichtbare grens van teveel toch overschrijdt, moet je leren om de opmerkingen achter je rug te negeren. Je moet jezelf beschermen tegen het venijn van de middelmaat.

Ik kan dat ondertussen. Het heeft me duizend jaar gekost, maar ik kan de blikken, het gemompel, zelfs de onuitgesproken gedachten elimineren. Het ligt niet aan mij, het ligt aan de beperking van de ander. Schouders ophalen, tong uitsteken en door. Met een rechte rug ben ik nog groter.

De stad ligt steeds verder achter me, maar ik neem haar wijze vrijheid met me mee.

Luister,

Als je geen eigenaar bent van de ervaring, kun je er niks over zeggen.

Ben je nooit arm geweest?
Dan weet je niet hoe het is om de eindjes voortdurend aan elkaar te moeten knopen.

Ben je altijd slank geweest?
Dan weet je niet hoe het is om uitgelachen te worden door je omvang.

Ben je hetero?
Dan weet je niet hoe het is als je niet hand in hand met je partner durft te lopen.

Ben je wit?
Dan weet je niet hoe het is als je verbaal of fysiek te maken krijgt met racisme.

Ben je nooit verkracht?
Dan weet je niet hoe het is als jouw lijf en geest geweld is aangedaan.

Als je geen eigenaar bent van de ervaring, mag je er niks over zeggen.

Omdat je daarmee tegen de rechtmatige eigenaar zegt: jouw gevoel doet er niet toe, IK ben belangrijker. Ik gijzel jouw ervaring met mijn mening en geef het je pas terug als ik gelijk heb gekregen.

Als je geen eigenaar bent van de ervaring, dan luister je.
Als je geen eigenaar bent van de ervaring, dan stel je oprechte vragen.
Als je geen eigenaar bent van de ervaring, dan probeer je te leren.

Dat heet respect. Het gevoel waarmee je laat merken dat je iemand aanvaardt als een waardig en waardevol mens.

Daar mogen meer mensen eigenaar van worden.

Het ultieme verkoopverhaal

Voor mijn werk duik ik nogal eens in de boeiende wereld van verkooptechnieken. In die wereld buitelen zelfverklaarde goeroes over elkaar heen met eieren van Columbus, vind je talloze do’s en heel veel dont’s en schreeuwt iedereen de waarheid in pacht. Heerlijk.

Nu belde mijn moeder afgelopen weekend. ‘Ja, ik heb dus zojuist schoenen gekocht voor 289 euro’, zei ze beduusd. ‘En ik weet eigenlijk niet precies hoe dat nou is gebeurd.’ Ik vroeg door en kreeg het ultieme verkoopverhaal te horen.

Wat voorgeschiedenis: mijn moeder is dol op schoenen (en heeft die fascinatie aan mij doorgegeven, maar dit terzijde). Verder heeft ze dus wel dezelfde hobby als Imelda Marcus  maar niet dezelfde portemonnee, dus  bijna 300 euro voor een paar nieuwe pattas is een ongekende hap uit haar budget.

Ze had de winkel nog niet echt eerder gezien, maar ineens viel haar oog erop. Een winkel gespecialiseerd in moeilijke voeten. Dat is natuurlijk honing voor iemand met een schoenenfetisj. Zoemend ging ze dan ook naar binnen.

De alleraardigste verkoopster nam alle tijd voor haar. Ruim een half uur hoorde ze mijn moeder aan over haar gebroken teen, haar knobbels, gescheurde achillespees en allerlei andere zaken die het Vinden Van De Perfecte Schoen de complete Lord of the Rings trilogie liet verbleken tot een miezerig sprookje voor het slapen gaan.

Vervolgens bekeek de verkoopster de voeten van het moederschip van teen tot teen en gaf ze de bevestiging die zo graag gehoord werd: dit waren inderdaad héle moeilijke voeten. Ze gooide er nog wat medische termen doorheen, wees op het feit dat ze tevens podoloog was en liet aan de hand van de huidige schoenen precies zien waar het toch allemaal mis ging. In gedachten zag ik mijn moeder als een spinnende kat daar op de stoel zitten.

Ondertussen waren er ook andere klanten binnengekomen. Maar zonder zichtbare haast bleef de verkoopster geduldig bezig met mijn moeder. Ze haalde doos na doos tevoorschijn met verantwoorde, gezonde en duurzame maar vooral hele dure schoenen. Gympen, laarsjes, instappers: met een schoenlepel werd alles zorgvuldig aangedaan, tot aan het bijna liefdevol knopen van de veters.

Mijn moeder voelde de druk toenemen.
Er overviel haar een licht gevoel van schuld.

Kon ze de winkel nu nog wel uitlopen zónder iets te kopen? De verkoopster, tevens podoloog, was zo druk met haar en al die andere klanten die nu maar zaten te wachten… Bovendien was het haar duidelijk geworden dat ze deze schoenen, deze párels, echt enorm nodig had. Nu. Om het haar héle moeilijke voeten in de toekomst niet nog moeilijker te maken.

En zo kwam het dat mijn moeder haar bankpasje pakte en tot haar eigen verbazing 289 euro aftikte. Alsof het niks was. Alsof ze niet dagelijks in haar huishoudboekje bijhield hoeveel geld ze had uitgegeven aan boodschappen zodat ze haar weekbudget niet zou overschrijden.

Ik legde haar de gebruikte verkooptechnieken uit. Wederkerigheid: iemand doet iets aardigs en (op het oog) vrijblijvends voor jou, waardoor je het gevoel hebt dat je iets terug moet doen. Autoriteit: de hele winkel en de verkoopster stralen deskundigheid uit. En daarnaast natuurlijk de allerbelangrijkste techniek als je iets wilt verkopen: aandacht.

We willen allemaal gezien en gehoord worden. De verkoopster gaf haar volledige aandacht en wist door goed te luisteren een behoefte te creëren bij mijn moeder, die ze daarvoor nog niet had.

Vanuit professioneel oogpunt: chapeau.

‘Maar ben je er wel blij mee?’, vroeg ik uiteindelijk. Want nou ja ach… als je dan toch het gevoel hebt de allermooiste aankoop van het jaar te hebben gedaan, dan moet je jezelf soms ook even kietelen en er lekker een smak geld tegenaan gooien. Yolo en zo.

‘Nee, niet echt… want ze lopen eigenlijk niet eens zo lekker.’

Verkooptechnieken: ze werken absoluut, maar ze kunnen ook een verdomd rottige nasmaak geven.

Epiloog
Mijn moeder is teruggegaan naar de winkel en heeft aangegeven spijt te hebben van haar aankoop. Geld teruggeven deden ze niet, maar ze mocht wel ruilen dus koos ze de allergoedkoopste sneakers die er waren (toch nog 149 euro) en kreeg het resterende geld terug. Ze gaat er nooit meer heen.

Poep

Op het gevaar af dat dit een aflevering wordt van Oma Vertelt, wil ik toch graag even een mijmering met jullie delen. Nee wacht, het is geen mijmering, het is een constatering. En die luidt als volgt (kuch): wat heb ik te doen met de tieners van nu. En ik bedoel dat niet tuttig hè? En ook niet verwijtend of betweterig. Nou ja, misschien een beetje.

Maar het komt zo.

Al scrollend door Instagram, zag ik een mooi vakantieplaatje van iemand die ik volg. Blauwe zee, kind in het water, helemaal fijn. De locatie: Balos Beach and Lagoon. Ik tikte even op die locatie, nieuwsgierig. Het blijkt Kreta te zijn. Prachtig, kan zo op het verlanglijstje.

Toen viel mijn oog op de populaire foto’s van deze locatie.

thumbnail_IMG_2141

Influencers.

Ik zou willen zeggen, in alle vormen en maten maar dat is niet zo. Je hebt de smaak: meisje, met lang haar. En je hebt de smaak: jongen, met rugzak. Ze staan er allemaal hetzelfde bij en laten zich op dezelfde plek fotograferen. Er is geen creativiteit, niemand die buiten de lijntjes kleurt, het is ALLEMAAL HETZELFDE.

thumbnail_IMG_2142

Saai beschrijft het niet eens. Het is gewoon… niksig. Onverschillig, kleurloos, monotoon.

Het is… mèh.

Natuurlijk, ik weet het, ik weet het. Tijden veranderen, en dit zijn nu de mensen die invloed hebben op de tieners van nu. Zij checken Instagram, Snapchat en YouTube om hun mening te vormen, om hun gedachten te slijpen en zich te boetseren naar hun voorbeeld zodat ze uiteindelijk zichzelf kunnen vinden.

Maar hoe vind je jezelf nou aan de hand van dit soort eenheidsworst? Hoe kun je nou weten of je opgeschoren haar wilt, aan de ene kant paars en aan de andere kant groen, of je jezelf okay vindt als je dikker, dunner, langer, kleiner, bruiner bent, van meisjes, jongens of allebei houdt, of mensenrechten je iets doen, geschiedenis je boeit, een nerd bent, van reizen of vakantie houdt, van andere culturen, science fiction, kwantumfysica, of mode die zo anders is dat mensen je nakijken op straat?

En dat je dan tóch denkt: f*ck it.
Ik ben wie ík ben.
Mijn beeld is dat van mij en van niemand anders.
Ik durf anders te zijn. En tegelijkertijd anderen te omarmen.

Hoe kom je op dit punt als alles en iedereen hetzelfde is, hetzelfde eruit ziet, hetzelfde doet en dezelfde meningen deelt? Als de kudde maar vooruit dendert, hoe kun je dan nog een andere afslag nemen?

En nu kom ik op het Oma Vertelt punt uit.

Ik dacht terug aan mijn eigen tienerjaren (ja ja, je mag hier met je ogen rollen). Mijn ‘influencers’ waren mensen als Prince, Mandela, Prinses Diana, Bob Geldoff en Molly Ringwold (allemaal te googelen).

Ik kon alleen over ze lezen in blaadjes, ik zag ze soms op tv, ik had posters in mijn kamer en ik wisselde informatie uit met mijn vrienden waarbij de achterklap werd getoetst op feiten zodat ik moest toegeven dat Bananarama toch wel heel gaaf was.

Ik schaafde mijn mening, gedachten en zelfbeeld aan een zanger, een prinses, actrices, een activist, een wereldleider, een programmeur en Boy George. De een was misschien nog creatiever, maffer, intelligenter, vreemder en koekoek dan de ander, maar het was in ieder geval niet saai.

thumbnail_IMG_2143

Anyhoe. Wat heeft de wereld aan deze constatering Maris? Helemaal niks.

Maar geloof me, ik hou van social media en van vooruitgang, van nieuwe ontwikkelingen en van veranderingen. Er zijn talloze andere, fascinerende en bijzondere kanten van de online wereld. Die foto’s bij Balos Beach and Lagoon stemden me alleen een beetje melancholisch. Misschien is dit dus toch een mijmering.

Voordat ik nu iets begin te mummelen over het tuinpad van mijn vader, klim ik nog even die zeepkist op.

Wat je ook doet, hoe je er ook uitziet, wie je ook bent, wat je dromen ook zijn, je verlangens, wensen, mening, voorkeur, liefdes, patat of friet: kijk eens verder dan online en durf los te komen van de kudde.

Anders sta je altijd in de poep van een ander.

[/OMA OUT]