Pourriture noble

“Hier woonde het burgermeestergezin. Maar een half jaar geleden kwam hij ineens uit de kast. Vrouw weg, kinderen weg. Het hele dorp op stelten. En nu is hij wijnboer, samen met zijn vriend.” We rijden door een piepklein dorpje in de Dordogne, waar de vormgeefster woont van het blad wat ik aan het maken ben voor een klant. Ik ben er vanuit Bordeaux naar toe gereisd, want ik was toch in de buurt.

Ze vertelt met zichtbaar plezier over de laatste roddels in het gehucht, als we naar haar huis (‘kijk, daar bovenop die berg’) rijden. “De mensen in deze streek zijn vriendelijk, gemoedelijk. Dat kan ook haast niet anders, want het draait hier allemaal om wijn”, legt ze uit. “Het verschilt nogal of je als boer wijn verbouwt of mais.” Daar kan ik me wat bij voorstellen. Ik zie olijke boertjes voor me die aan het einde van een zware dag aan hun wijntje nippen.

Terwijl we over kronkelende weggetjes rijden, krijg ik een gedetailleerde uitleg over een regionale druifsoort die ze helemaal laten verrotten voordat er wijn van wordt gemaakt. “Deze druif moet je met rust laten. Dus tot diep in november doen ze er helemaal niks mee. Er komt dan een speciaal soort schimmel op die alleen hier voorkomt. De mist van de vallei zorgt daarvoor. Je moet de trossen er dan precies op tijd eraf halen, anders mislukt het. Dat luistert heel nauw.” Ze zucht even. “De smaak is uniek, heel diep. En dat moet je proeven, want het is niet uit te leggen.”

Het klinkt allemachtig mysterieus allemaal, vooral omdat ik geen alcohol lust (ja, ik weet het, blijf ademhalen: het is mijn afwijking) en dus instemmend zit te knikken over iets waar ik geen verstand van heb. “Pourriture noble, heet het in het Frans. Ik denk dat je het kunt vertalen als nobele verrotting.” Nobel verrotten. Wat een prachtige metafoor voor mooi ouder worden.

We maken een stop bij Chateau Monbazillac zodat ik die bijzondere druiven zelf kan bekijken. Het uitzicht over de vallei, Bergerac, de plukjes dorp eromheen en de geel verkleurde wijnranken zo ver als het oog reikt, zijn adembenemend.

Ze wijst me op het kleine vliegveld, de kerktoren van Issegeac en het oude gebouw met ‘equipément de jardin’, waar twee broers de scepter zwaaien. “De een loopt in zomer én winter met zijn blote wiebeltenen op sandalen en de ander heeft zo’n ouderwetse krulsnor. Heerlijk stel. Ze zitten altijd aan de telefoon en doen heel druk, maar er is nooit iemand in de winkel. Er komen alleen maar mensen als hun grasmachine kapot is of zo”, vertelt ze grinnikend.

Och… la bonne vie in een klein Frans dorpje. Wat zou het geweldig zijn om hier een tijdje door te brengen en al die verhalen op te schrijven. Om dan weer door te reizen naar de volgende bestemming met nieuwe verhalen. De gedachte nestelt zich in mijn hoofd en maakt het zich gemakkelijk.

Eerder die dag las ik een quote van Jack Kerouac: ‘Because in the end you won’t remember the time you spent working in the office or mowing your lawn. Climb that goddamn mountain.’

Zo is dat.
Laat mij maar nobel verrotten.

Één reactie op “Pourriture noble

Reacties zijn gesloten.