Vreemde nieuwe dingen

Ik kan het niet helpen. Ik vind het intrigerend dat mensen in een ver verleden woorden, of liever een combinatie van klanken, bedachten voor dingen of situaties ze nog nooit eerder hadden gezien of meegemaakt. Waarmee het onderwerp vervolgens bestaansrecht kreeg. Een onomkeerbaar proces.

Dat nu voor iedereen een tafel een tafel is, kan ik soms – vooral ’s nachts om 4 uur-, ongelooflijk vinden. Of de zee de zee. Een vrouw een vrouw.

We kunnen geïntimideerd raken door iemand die mooi, welbespraakt, rijk of machtig is. Bedreigd. Betoverd. Al die gevoelens worden opgeroepen door de waarde die we toekennen aan woorden. En het fascineert me dat we die ooit zelf hebben bedacht.

Ik zit midden in een boek van Michel Faber, The Book of Strange New Things’. Het gaat over een vraag die ik mijzelf al stelde toen ik nog een uk van tien jaar oud was. Hoe zien aliens eruit? E.T. bevredigde die vraag overigens, voor even.

In het boek van Faber wordt mijn vraag gedeeltelijk beantwoordt. Hoe omschrijf je immers een levensvorm die niet met woorden te beschrijven is? Hij doet dat wonderlijk goed, dus lees ik elke avond met ogen op stokjes door.

In het verhaal lijken de aliens op niks menselijks, maar lijken ze allemaal op elkaar. Peter Leigh, de hoofdpersoon, kan ze uiteindelijk met enige moeite onderscheiden door de verschillende kleuren gewaden die ze dragen. Voor de rest zijn er geen verschillen. Niks om te nuanceren, niks om te duiden.

‘Geen mannen, geen vrouwen, geen lange lijzen, geen dikkerds, geen spierbonken, geen kromme oudjes. Louter wezens die in dezelfde houding neergehurkt zaten, gehuld in kleding van dezelfde snit.’

Dit onbekende volk maakt geen ruzie en kent de woorden jaloezie, haat of afgunst niet. Simpelweg omdat ze het nooit hebben meegemaakt. Er zijn geen leiders, geen volgers en geen oorlogen.

Bestaan dingen daarom alleen omdat wij ze ooit een naam hebben gegeven? Dan zou ik met terugwerkende kracht toch een paar woorden ongedaan willen maken.

‘Grainger wierp hem een quasivertwijfelde blik toe. ‘Waarom doe je zo moeilijk en zeg je niet gewoon ‘aliens’?’
– ‘Omdat wij hier de aliens zijn.’