Wereldvrouwendag

‘Let maar eens op’, zeg ik tegen hem. ‘Meiden, luister eens. Als jullie ’s avonds laat over een donkere parkeerplaats lopen, wat doen jullie dan?’ Het is even stil. Dan klinkt bijna in koor: ‘je houdt je sleutels omgekeerd in je vuist.’ Hun vader en broer kijken verbaasd. ‘Van wie hebben jullie dat?’ De schouders gaan omhoog. Elke vrouw weet dat.

Ergens zit in ons reptielenbrein dat stukje kennis opgeslagen, van moeders op dochters overgedragen. Het is er gewoon: zorg dat je je ergens mee kunt verdedigen als je ergens alleen in het donker loopt. Of je nou vijftien of vijfenzeventig bent, in de stad of op het platteland woont.

Toen ik zestien was en van de bushalte door een stukje bos naar huis moest lopen, pakte iemand van achteren plotseling mijn schouder vast. Adrenaline schoot als een bliksemschicht door mijn lijf en ik stompte mijn ellenboog hard naar achteren. ‘Oempff’, hoorde ik een man grommen. Schreeuwend rende ik weg. 

Ik was net twintig en moest medisch gekeurd worden voor een baan. De bedrijfsarts sommeerde mij naar een kamerscherm. ‘Kleed je daar maar uit. Je kunt je onderbroek aanhouden.’ Ik had nog nooit een medische keuring gehad, dus ik dacht dat het normaal was dat een arts je dan van top tot teen bepoteld, met extra aandacht voor mijn borsten. ‘Ja, nee… daar is niks mee aan de hand hoor.’

‘Maar waarom heb je geen kinderen? Ben jij soms zo’n… carrièrevrouw?’ Hij spuugt het laatste woord nog net niet uit. Het is op een verjaardag, ik ben eind dertig en happy kindvrij. Toch voel ik me ten overstaan van de ineens aandachtig luisterende andere feestgangers in de verdediging gedrukt. ‘Het is gewoon niks voor mij’, mompel ik. Boos dat ik geen gevatter antwoord kan geven, duik ik de wc in. 

Rond mijn drieënveertigste ben ik een tijd single. Laat dat maar eens even zo blijven, besluit ik. Er volgen reizen, lange filmavonden op de bank of met vrienden aan tafel, ondernemen, veel werk, veel vrijheid en de prettige ontdekking dat ik mijzelf uitstekend gezelschap vind. ‘Mis je dan geen man, een arm om je heen?’, vraagt een vriendin. Dat doe ik niet. Alleen kunnen zijn blijkt een onverwachte superkracht.

Maar ik blijf ook geloven in liefde.
‘Als je nou wat zou afvallen, zou je echt een hele mooie vrouw zijn.’ 
‘Eh ja, ik weet dat ik in het begin had gezegd dat ik vrijgezel was maar ik heb dus een vriendin. Ze wil alleen geen seks meer.’
‘Mijn vrouw en ik hebben een open relatie.’
‘Ik wil dat je naaldhakken aandoet en zo’n kort geil jurkje.’
‘Ja, ik heb dan wel drie andere vriendinnen, maar ik zou jou zó op nummer 1 zetten.’
‘Je bent me te zelfstandig.’
‘Nee, ik rij wel. Vrouwen kunnen niet autorijden.’
‘Hoeveel uur per week werk je? Maar wanneer heb je dan tijd voor mij?’
Tinder is de hel.

Pas als ik er niet naar zoek, is de liefde er ineens. Na onze eerste date, loop ik vrolijk mijmerend naar huis. Mijn auto moest ik een paar straten verderop parkeren. Het is laat, het is donker. En in mijn hand heb ik mijn sleutels stevig vast. 

Elke vrouw kent die weg.